Simpel, je voegt de functionaliteit toe waar cliënten het meest om vragen: de mogelijkheid om de prestaties van het toestel in realtime aan te passen. Daarnaast zorg je dat de voorkeursinstellingen van gebruikers (na aanpassing) beschikbaar zijn in aanpassoftware, zodat hoorspecialisten hun cliënten beter kunnen helpen bij het optimaliseren van de prestaties van hun hoortoestel. Ten slotte, en misschien wel het belangrijkst, maak je het makkelijker voor clinici om relevante aanpassingen te doen aan de geluidsprestaties in een automatisch programma dat een groot deel van de tijd in een gemengde modus werkt. Al deze verbeteringen zijn samengebracht in Blu, het nieuwste platform van Unitron.

Hoewel hiervoor een heroverweging van de systeemarchitectuur nodig was, betekent het niet dat we alle eerder verzamelde knowhow overboord hebben gegooid. We hebben enorm veel geleerd van de ontwikkeling, het gebruik en de evolutie van functies zoals Comfort/Helderheid Balans, SmartFocus, Learn Now, Sound Conductor, SoundNav met zijn omgevingsclassifier en SpeechPro. 

Net als de hoortoestellen van andere fabrikanten bevatten de modellen van Unitron en breed scala aan adaptieve signaalverwerkingsfuncties (zie Figuur 1), zoals:

  • Meerkanaals adaptieve Wide Dynamic Range Compression (WDRC)
  • Impulslawaaionderdrukking (INC)
  • Frequentiecompressie (Freq. Comp.)
  • Bundelvorming van meerdere microfoons voor directionaliteit (Beamformer)
  • Ruimtelijke lawaaionderdrukking (Spatial NC)
  • Spraakverbetering (SE)
  • Lawaaionderdrukking (NC)
  • Feedbackonderdrukking (Feedback Canceller)
  • Windruisonderdrukking (WNC)


De signaalverwerkingsfuncties die in de meeste hoortoestellen worden aangetroffen zijn ontworpen om het versterkte signaal aan te passen voor een scala aan doelen, zoals:

  • compensatie voor verminderde hoorbaarheid en een comfortabel versterkingsniveau,
  • herstel van geluidssignalen die worden verstoord door de fysieke aanwezigheid van het hoortoestel, en
  • verbetering van de signaal-ruisverhouding (SNR) door spraak te versterken en lawaai op verschillende manieren te onderdrukken.

Figuur 1

Elk van de bovengenoemde adaptieve functies kan een variërende invloed hebben op het versterkte signaal, afhankelijk van de luistersituatie. Bij hoortoestellen die zijn ontworpen voor dagelijks gebruik moeten de prestaties van deze adaptieve signaalverwerkingsfuncties worden aangepast aan de luistersituatie. Daarvoor is een automatisch programma nodig dat de juiste combinatie van functies kan selecteren en deze kan aanpassen als de luistersituatie daarom vraagt. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van classificatie- en aansturingstechnologieën (zoals SoundNav en Sound Conductor) die de juiste instellingen voor elke situatie selecteren. De resulterende aansturing, die is gebaseerd op standaardinstellingen, weerspiegelt de gemiddelde voorkeuren van luisteraars zoals vastgesteld tijdens klinische tests. 

We weten dat elke luisteraar en elke luistersituatie uniek is, en dat de standaard geleverde gemiddelde prestaties niet altijd zijn wat de luisteraar verwacht of verlangt. 

Unitron is ervan overtuigd dat persoonlijke versterkingssystemen de hoogste tevredenheidsscores genereren wanneer de geleverde geluidsprestaties overeenkomen met de prestaties die gebruikers in het moment zelf verwachten of verlangen (zie Figuur 2 en Cornelisse, 2017). Bij een optimale aanpassing wordt de best mogelijke match gevonden tussen de geleverde en verwachte prestaties met minimale tussenkomst van de cliënt. 

Figuur 2

Als dragers niet helemaal tevreden zijn over de geluidsprestaties, moeten ze de mogelijkheid hebben om aanpassingen te doen. Van oudsher is dit een moeizaam proces waarbij de cliënt terugkeert naar de hoorspecialist, die de probleembeschrijving van de cliënt moet interpreteren om vervolgens aanpassingen te doen in adaptieve functies en een of meer omgevingen van het automatische programma. Dit proces is vaak onnauwkeurig en kan meerdere bezoeken vereisen. Bovendien bestaat het risico dat de prestaties in andere situaties verslechten. Het alternatief voor de hoortoesteldrager is om geen aanpassingen te doen en de niet-optimale prestaties in bepaalde scenario’s voor lief te nemen. 

Als cliënten het hebben over het aanpassen van geluidsprestaties, beschrijven ze meestal drie aanpassingsdimensies: focus, helderheid van spraak en de minimalisering van lawaai. Opgemerkt moet worden dat cliënten niet werkelijk weten welke specifieke functies moeten worden bijgesteld, maar een beschrijving geven van de gewenste effecten op de geluidsprestaties. Unitron zou cliënten regelfuncties kunnen bieden waarmee de prestaties van elke afzonderlijke adaptieve functie direct kunnen worden aangepast, maar daar hebben we niet voor gekozen. Om een gevoel van controle te ervaren, hoeven cliënten niet alles te kunnen aanpassen. Ze willen instelmogelijkheden hebben die echt een verschil maken en aansluiten bij de relevante perceptuele dimensies. 

Om vooruitgang te kunnen boeken, moet je weten waar je nu bent. 

We hebben recentelijk ruim 55 uur aan classificatiegegevens voor hoortoestellen verzameld (met een interval van 1 seconde), naast andere gegevens zoals GPS-locatie en EMA-reacties. Een uitgebreidere beschrijving van dit onderzoek is te vinden in ‘Combining passive and interactive techniques in tracking auditory ecology in hearing aid use’ (Glista et al, 2020). 

We keken met name naar de prestaties van de omgevingsclassifier van Unitron. De classifier gebruikt prototypische geluidtypes, zoals spraak in rumoer of muziek en categoriseert deze op basis van het geluidstype plus het algemene geluidsniveau en de signaal-ruisverhouding (SNR) om een structuur van zes gemengde luisteromgevingen te creëren (plus muziek als een zevende, exclusieve omgeving). De vastgelegde hoortoestelgegevens stellen ons in staat om het algemene signaalniveau en de SNR op elk punt in de tijd te vergelijken (~200.000 gegevenspunten). 

De resultaten zijn weergegeven in Figuur 3 en Tabel 1, die de verdeling van SPL/SNR toont voor elke omgeving waarin het aandeel groter was dan 75%. Zoals verwacht varieert de verdeling van SPL/SNR per geluidsomgeving en is deze gegroepeerd rond de verwachte gemiddelde SPL/SNR voor elke omgeving. 

Dat wil zeggen dat de cluster van gegevens voor gesprekken in een kleine groep zich bij gunstige SNR’s en gematigde algemene signaalniveaus bevindt. De lawaaigegevens voor niet-spraaksituaties zijn daarentegen gegroepeerd rond ongunstige SNR’s en hogere algemene signaalniveaus.Merk op dat de aandeelwaarde van afzonderlijke omgevingen slechts in ca. 46% van de gevallen meer bedroeg dan 75%. Dat houdt in dat voor de overige 54% van de tijd de verdelingen meer gemengd van aard waren, zonder één enkele dominante omgeving. 

Tabel 1.

Figuur 3

Een van de uitdagingen bij een dergelijke classificatie is dat er zes gemengde omgevingen (dimensies) zijn, wat zorgt voor enige onzekerheid bij het uitvoeren van aanpassingen. Het is echter mogelijk om ze samen te voegen tot één gemengde ruimte met twee dimensies: communicatie en complexiteit. De communicatiedimensie weerspiegelt de waarschijnlijkheid dat er een gesprek plaatsvindt. De complexiteitsdimensie is een combinatie van elementen die de luistersituatie weerspiegelen. Deze elementen kunnen het volgende omvatten: a) het aantal en de variëteit van geluidsobjecten, b) het aantal en de locatie van concurrerende geluidsbronnen, c) de stabiliteit of variabiliteit van achtergrondlawaai (zijn geluidsobjecten wisselend of meer permanent van aard), en d) luisteruitdaging/-moeilijkheid (bijvoorbeeld spraak-lawaaiverhouding). 

De classifieromgevingen kunnen worden uitgezet in deze tweedimensionale, gemengde communicatie-/complexiteitsruimte (zie Figuur 4). Gesprekken in een rustige omgeving en gesprekken in een kleine groep worden weergegeven als lage complexiteit/hoge communicatie (linksboven), terwijl de omgeving met lawaai (zonder spraak) wordt weergegeven als hoge complexiteit/lage communicatie (rechtsonder). Interessant is dat er een hoge correlatie bestaat tussen de locatie van de classifieromgevingen in de communicatie-/complexiteitsruimte en de algemene niveau-/SNR-ruimte. Deze twee weergaven zijn echter niet precies gelijk, aangezien de communicatie/complexiteit als aanvullend voordeel heeft dat deze boven op de prototypische geluidstypes is gebouwd. Aangezien de verdeling in de communicatie-/complexiteitsruimte op elk punt in de tijd de prototypische geluidstypen omvat, kunnen we de situatie met meer vertrouwen classificeren. Er is bijvoorbeeld meer zekerheid dat er een gesprek plaatsvindt wanneer het geluidstype spraak in rumoer is, dan wanneer alleen SPL en SNR worden gebruikt voor classificatie van het signaal. Door de toevoeging van de geluidstypen wordt het mogelijk om van de algemene niveau-/SNR-ruimte naar een ruimte te gaan waarin ook de perceptuele dimensies van communicatie en complexiteit zijn opgenomen. 

Figuur 4.

Een van de uitdagingen bij een dergelijke classificatie is dat er zes gemengde omgevingen (dimensies) zijn, wat zorgt voor enige onzekerheid bij het uitvoeren van aanpassingen. Het is echter mogelijk om ze samen te voegen tot één gemengde ruimte met twee dimensies: communicatie en complexiteit. De communicatiedimensie weerspiegelt de waarschijnlijkheid dat er een gesprek plaatsvindt. De complexiteitsdimensie is een combinatie van elementen die de luistersituatie weerspiegelen. Deze elementen kunnen het volgende omvatten: a) het aantal en de variëteit van geluidsobjecten, b) het aantal en de locatie van concurrerende geluidsbronnen, c) de stabiliteit of variabiliteit van achtergrondlawaai (zijn geluidsobjecten wisselend of meer permanent van aard), en d) luisteruitdaging/-moeilijkheid (bijvoorbeeld spraak-lawaaiverhouding). 

Een aanvullend voordeel van de communicatie-/complexiteitsruimte is dat deze kan worden verdeeld in ‘luisterzones’ en de geschikte signaalverwerking voor elke zone direct duidelijk wordt. De communicatie-/complexiteitsruimte kan worden onderverdeeld in vier kwadranten (zie Figuur 5):

  1. eenvoudige gesprekken 
  2. makkelijk luisteren
  3. uitdagende gesprekken 
  4. uitdagend luisteren

Figuur 5

De luisterbehoeften voor elk kwadrant kunnen worden beschreven op basis van de communicatie-/ complexiteitsdimensies. De linkerkant van de ruimte heeft bijvoorbeeld een lage complexiteit. De luisteraar heeft waarschijnlijk weinig aanvullende signaalverwerking nodig, buiten wat nodig is om gehoorverlies te compenseren. Als de luisteraar zich daarentegen in het uitdagende gesprekskwadrant bevindt – een luistersituatie (zoals een gesprek in een menigte) met een hoge waarschijnlijkheid van communicatie en hoge complexiteit, dan is waarschijnlijk aanvullende signaalverwerking nodig om communicatie bij concurrerende signalen (bijvoorbeeld lawaai) te vergemakkelijken. Als de luisteraar zich ten slotte in het kwadrant voor lage communicatie/hoge complexiteit bevindt (bijvoorbeeld achtergrondlawaai), zal zijn of haar signaalverwerkingsvoorkeur waarschijnlijk uitgaan naar luistercomfort in lawaaiige omstandigheden. 

Aan de hand van de luisterzones kan worden voorspeld welk type signaalverwerking de voorkeur zal genieten in elk kwadrant (zie Figuur 6). Bijvoorbeeld: 

  • Meer directionaliteit (m.a.w. breed vast directioneel) moet worden toegepast in de uitdagende kant ten opzichte van de makkelijke kant (ruimtelijk bewustzijn). In het geval van SpeechPro moet juist doelafhankelijke directionaliteit worden toegepast aan de uitdagende kant.
  • Spraakverbetering moet alleen worden toegepast wanneer de waarde van de communicatiedimensie hoog is, en er moet meer spraakverbetering worden toegepast in meer uitdagende communicatiescenario’s.
  • Op vergelijkbare wijze moet lawaaionderdrukking worden toegepast in meer uitdagende communicatiescenario‘s. In dit geval is het voordelig om iets meer lawaaionderdrukking toe te passen in niet-communicatiescenario’s dan in communicatiescenario’s.

Deze beschrijvingen van signaalverwerkingssterkte sluiten aan bij de prestaties die werden geleverd met de combinatie van SoundNav en Sound Conductor bij standaardinstellingen. Wat in Figuur 6 niet wordt getoond is een aanvullende frequentieresponsoffset die ook zou kunnen bijdragen aan het doel van spraakverbetering of lawaaionderdrukking of andere, meer geavanceerde signaalverwerkingstechnieken. 

Figuur 6

Vanuit het perspectief van technische implementatie is het belangrijk dat cliëntaanpassingen in het veld en traditionele aanmeting in een winkel of kliniek op dezelfde manier worden aangepakt. Het doel van de aanpasprocedures is om de geluidsprestaties van het toestel af te stemmen op een bepaalde situatie. Het aanpassen van de geluidsprestaties van een hoortoestel is relatief eenvoudig wanneer het toestel een traditionele enkele luisteromgeving en handmatige programmeerfuncties heeft. Het wordt echter aanzienlijk ingewikkelder wanneer het hoortoestel een automatisch programma voor gemengde omgevingen heeft. Figuur 7 biedt een conceptueel overzicht van de mee te wegen elementen. Het automatische programma van het hoortoestel bestaat uit: a) een classificatiesysteem voor karakterisering van het luisterscenario, b) een aanstuurmechanisme voor aanpassing van de adaptieve functies en c) de afzonderlijke adaptieve signaalverwerkingsfuncties. Het nieuwe automatische systeem dat aanwezig is in de producten van het Blu-platform met het Integra OS combineert deze aspecten, die bijdragen aan de gerealiseerde geluidsprestaties. De hoorspecialist of cliënt zullen ook aanpassingen willen doen in de prestaties, en zowel het luisterscenario als de intentie van de luisteraar zullen beïnvloeden waar en wanneer de aanpassingen in het hoortoestel moeten worden toegepast. Deze twee laatste vragen (waar en wanneer) zijn niet makkelijk te beantwoorden. 

  1. Moet een aanpassing worden toegepast in een specifieke situatie (lokaal) of in alle vergelijkbare situaties (generiek lokaal) of in alle situaties (algemeen)? 
  2. Hoe lang moeten de aanpassingen worden toegepast? Is dit een tijdelijke wijziging die na enige tijd moet worden opgeheven (kortstondig), of moet de wijziging voor altijd worden toegepast (permanent)? Een derde mechanisme zou kunnen zijn om het toestel te laten onthouden wanneer een aanpassing vaker in dezelfde situatie is toegepast, en het vervolgens te leren om deze automatisch uit te voeren. 

Figuur 7

Unitron heeft gekozen voor een tweeledige benadering van aanpassing door de gebruiker. Verwacht wordt dat de prestaties in het automatische programma al goed zijn afgestemd op de verwachtingen van de cliënt. Als de drager de geluidsprestaties wil aanpassen, zijn er twee opties:

  1. In het automatische programma blijven en algemene, kortstondige aanpassingen uitvoeren. Deze aanpassingen worden toegepast op het automatische programma, in realtime, en zijn tijdelijk van aard. 
  2. Naar een geschikt handmatig programma (of optionele app) schakelen en aanvullende ‘generiek lokale’, permanente aanpassingen uitvoeren. Aanpassingen in het handmatige programma zijn permanent, wat inhoudt dat de eerder aangepaste instellingen worden gebruikt wanneer de cliënt hetzelfde handmatige programma kiest. Aangenomen wordt dat de cliënt hetzelfde handmatige programma zal kiezen voor vergelijkbare situaties waarin dezelfde geluidsprestaties gewenst zijn. In dit opzicht worden de handmatige programma’s gezien als ‘generiek lokaal’, omdat de gebruiker hetzelfde programma kan kiezen voor meerdere, vergelijkbare situaties. 


Aangezien het hoortoestel bij dagelijks gebruik is ingesteld op het automatische programma, zal de cliënt waarschijnlijk eerst een aanpassing doen in het automatische programma. In dit geval bieden we een eenvoudige toets om ‘meer’ te bieden, ofwel:

  • in de helderheidsdimensie om de spraakweergave te verbeteren in een gesprek, of
  • in de comfortdimensie om achtergrondlawaai te verminderen. 


De versterkingstoetsen in de Remote Plus app voor het automatische programma zijn macroregelingen die de cliënt in staat stellen om snel een scala aan adaptieve signaalverwerkingsfuncties aan te passen zonder dat specifieke kennis van de afzonderlijke instellingen is vereist. Deze regelingen zijn tijdelijk en bedoeld om in realtime te worden toegepast, zonder het automatische programma te verlaten. De oorspronkelijke instellingen worden hersteld wanneer de cliënt de apparatuur opnieuw opstart. 

Als de macroregelingen in het automatische programma geen bevredigende geluidsprestaties leveren, kan de cliënt via de app een optioneel programma (of handmatig programma) selecteren dat geschikt is voor de situatie. Unitron biedt een serie vooraf ingestelde programma’s die aansluiten bij veelvoorkomende situaties die uitdagend kunnen zijn voor de luisteraar. Elk programma biedt een vooraf ingestelde configuratie die geschikt is voor het luisterscenario en verder kan worden gepersonaliseerd. De gebruiker kan het programma aanpassen op basis van zijn of haar individuele voorkeuren met betrekking tot de drie focusdimensies en spraak verbeteren of lawaai onderdrukken door middel van schuifregelaars in de app. In dit geval zijn de veranderingen permanent en worden deze beschouwd als ‘generiek lokaal’, d.w.z. geschikt voor vergelijkbare luistersituaties (bijvoorbeeld in een restaurant).

Een van de hoofddoelen bij de ontwikkeling van Blu was vereenvoudiging van het personalisatieproces voor zowel hoorspecialisten als cliënten. Onze doelen waren om:

  1. Het uitvoeren van relevante aanpassingen in de geluidsprestaties door de hoorspecialist in een automatisch programma dat het grootste deel van de tijd in een gemengde modus werkt te vereenvoudigen.
  2. De voorkeursinstellingen (na aanpassing) van de cliënt voor de hoorspecialist beschikbaar te maken in aanpassoftware, zodat hij of zij cliënten kan ondersteunen bij de optimalisatie van de prestaties.
  3. De cliënt in staat te stellen om de prestaties van het hoortoestel in realtime aan te passen door middel van een app.


Drie belangrijke componenten die bijdragen aan de uitgebreide personalisatiemogelijkheden van het Blu-platform zijn:

Wat: Het inzicht dat aanpassingsmogelijkheden gericht moeten zijn op drie relevante dimensies: focus, spraakverbetering en lawaaionderdrukking.

Hoe:  Reductie van de classificatie van een gemengd omgevingsmodel met zes factoren naar een tweedimensionale communicatie/complexiteit ruimte, voor een vereenvoudigd conceptueel model voor de toepassing van aanpassingen.

Waar en wanneer: Gebruik van een eenvoudig mentaal model voor de toepasbaarheid van gebruikersaanpassingen. Tijdelijke aanpassingen worden toegepast binnen het automatische programma. Daarnaast kan de cliënt apps gebruiken waarin veranderingen worden opgeslagen, zodat hij of zij de prestaties verder kan verfijnen in specifieke situaties waarin de prestaties van het automatische programma niet aan de verwachtingen voldoen.

We bewegen ons elke dag door een onvoorspelbare wereld. Met de Blu-serie toestellen van Moxi, de nieuwste generatie automatische geluidsoptimalisatietechnologieën en verbeterde personalisatieopties via de Remote Plus app zijn uw cliënten klaar voor alles wat er op hun pad komt.

1.Danielle Glista, PhD, Robin O’Hagan, CDA, Leonard Cornelisse, MSc, Tayyab Shah, PhD, Donald Hayes, PhD, Sean Doherty, PhD, Jason Gilliland, PhD en Susan Scollie, PhD, 2020, Combining passive and interactive techniques in tracking auditory ecology in hearing aid use, mei 2020, Hearing Review online, https://www.hearingreview.com/inside-hearing/research/techniques-in-tracking-auditory-ecology-in-hearing-aid-use

2.Leonard Cornelisse, 2017, A conceptual framework to align sound performance with the listener’s needs and preferences to achieve the highest level of satisfaction with amplification, Unitron Technical Paper (2017-09 027-6249-02)